Impliciete associatie

Dit vraagtype stelt u in staat de impliciete voorkeur t.o.v. stimuli (bv. concepten, afbeeldingen, logo’s, merken) te meten. Zodra u de vraag in het daarvoor bestemde tekstvak heeft opgenomen, kunt u de bijbehorende antwoordopties (hier: stimuli) definiëren. Dit kunnen bijvoorbeeld merken zijn. De gedefinieerde stimuli in een impliciete associatievraag kunnen door enquêtedeelnemers worden beoordeeld. Nadat een deelnemer bijvoorbeeld de eerste stimulus m.b.v. de Leuk-/Niet-leuk-knoppen heeft beoordeeld, zal de tweede stimulus aan hem/haar ter beoordeling worden voorgelegd.

Voor het opnemen van een afbeelding in een tekstvak onder de Stimuli moet het RTE-venster worden geactiveerd (zie onderstaande afbeelding). Op dit venster kan m.b.v. het pictogram Upload Manager de gewenste afbeelding uit de desbetreffende directory Images worden geselecteerd. Klik hier voor meer informatie over het RTE-venster.

Indien u de instellling Toon Leuk / Niet-leuk knoppen (Show like/dislike buttons) heeft aangevinkt, kunt u in de velden eronder de gewenste omschrijvingen voor zowel de Leuk-knop als de Niet-leuk-knop opgeven.

Tijdens het vullen van de desbetreffende enquête krijgt een enquêtedeelnemer de hier opgegeven omschrijvingen bij het beoordelen van een stimulus (bv. merk) te zien.

Wanneer de deelnemer alle stimuli van de impliciete associatievraag heeft beoordeeld, wordt standaard de melding De test is afgerond getoond. De tekst van deze melding kan niet in de tool worden aangepast. Hierna kan hij/zij met de andere vragen uit de enquête verdergaan.

Opmerking: Voordat u een enquête in omloop brengt, moet deze zijn gepubliceerd.

Nadat de deelnemers de enquête hebben voltooid, kunt u de resultaten in het online rapport terugzien. Hiervoor kunt u in het gecreëerde basisrapport op het rood omcirkelde pictogram klikken, zie onder Analyseren. Klik hier voor een beschrijving over het aanmaken van een basisrapport.

Nadat u in het online rapport op de desbetreffende impliciete associatievraag heeft geklikt, verschijnt links (zie onder) een grafiek waarin per stimulus (bv. merk) het aantal deelnemers wordt aangegeven die de desbetreffende stimulus als positief (Leuk) of als negatief (Niet Leuk) beoordelen.

Uit de bovenstaande grafiek kunt u bijvoorbeeld afleiden dat de

  • stimulus Sunrise door 2 deelnemers als positief en door 2 deelnemers als negatief wordt beoordeeld.
  • stimulus Swisscom door 4 deelnemers als positief en door 0 deelnemers als negatief wordt beoordeeld.
  • stimulus Budget Mobile door 3 deelnemers als positief en door 1 deelnemer als negatief wordt beoordeeld, etc.

Bij het downloaden van de ruwe data met labels voor vraagteksten en antwoordmogelijkheden wordt per stimulus (bv. merk) in een kolom aangegeven hoe deze door de desbetreffende deelnemer is beoordeeld. Zo wordt door de eerste deelnemer uit bovenstaand voorbeeld het merk Sunrise (kolom F) als positief (like) ervaren. Dit geldt ook voor het merk Swisscom (kolom H).

Indien u de instelling Meet de reactietijd per stimulus heeft aangevinkt, kunt u in het tekstvak eronder de omschrijving van de startknop opgeven. Dit is de knop waarop de deelnemer bij het vullen van de enquête moet klikken om de impliciete associatievraag te starten.

In korte tijd worden dan achter elkaar alle stimuli (bv. merken) van de impliciete associatievraag aan de desbetreffende deelnemer getoond. Na het beoordelen van een stimulus kan deze deelnemer op één van beide door u in te stellen toetsen (Leuk of Niet-leuk) drukken, opdat de volgende stimulus aan hem/haar ter beoordeling wordt getoond. Bij de Toelichtingstekst kunt u de toetsen aangeven waarop de deelnemer moet drukken om naar de beoordeling van de volgende stimulus uit de lijst te gaan.

Voor het instellen van deze toetsen moet de instellling Toon Leuk / Niet-leuk knoppen NIET zijn aangevinkt. U kunt dan in de velden eronder de gewenste toetsen voor zowel de Leuk-toets als de Niet-leuk-toets selecteren. Deze toetsen op het toetsenbord moeten door een enquêtedeelnemer tijdens het vullen van een enquête bij het beoordelen van een stimulus worden gebruikt.

De factor Tijd speelt een belangrijke rol, omdat bij het beoordelen van de stimuli in dit geval de reactietijd wordt gemeten en in het Excel-bestand wordt opgenomen. Tijdens de analyse ziet u dan in één oogopslag hoe lang (uitgedrukt in milliseconden) een deelnemer over het beoordelen van een stimulus heeft gedaan.

Bij het downloaden van de ruwe data met labels voor vraagteksten en antwoordmogelijkheden wordt een bestand gegenereerd. Hierin wordt per stimulus (bv. merk) in een kolom aangegeven hoe deze door de desbetreffende deelnemer is beoordeeld. Zo wordt door de eerste deelnemer uit bovenstaand voorbeeld het merk Sunrise (kolom F) als negatief (dislike) ervaren. Bij de derde deelnemer roept deze stimulus eerder positieve (like) associaties op. In de kolom rechts ervan (stimulus Time; kolom G) vindt u de reactietijd in milliseconden terug. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de eerste deelnemer circa 6 seconden voor de beoordeling van het merk Sunrise nodig heeft gehad.

Updated on November 14, 2022

Was this article helpful?

Need Support?
Please login to your Survalyzer account and use the "Create Support Request" form.
Login to Survalyzer